Een overstap naar de Superklasse moest een fraai nieuw hoofdstuk worden in het verhaal van viervoudig Nederlands kampioen Edwin Tolkamp (47). Het liep even anders. Hij kwam van een koude kermis thuis en zwaait de klasse na een jaar alweer uit. “Het was niet mijn ding.”

Mens en machine vormen niet altijd een match. “Ik had er veel van verwacht en gehoopt. Kort samengevat: heel goed materiaal en ik dacht dat ik zelf ook best een aardig stukje kon rijden, maar ik werd een passagier van mijn eigen auto.” De Aaltenaar draait al jaren mee in de top van de nationale autocross en sleepte tussen 2005 en 2015 maar liefst vier Nederlandse titels in de Sprint 1600-klasse binnen. Niemand, Tolkamp zelf ook niet, twijfelde aan zijn stuurmanskunsten. Dus: wat ging er mis? Het bleek te liggen aan het fundamentele verschil tussen de vierwielaandrijving van Superklasse-wagens en de sprinters waarin Tolkamp al praktisch zijn hele leven door de modder dendert. “Ik rijd al dertig jaar auto’s met tweewielaandrijving en in de Superklasse werd dat ineens 4WD. Ik viel te vaak terug op mijn oude manier van rijden. In een vierwielaandrijver moet je gewoon meesturen en dat ging niet helemaal vanzelf.” De resultaten spraken voor zich. In het eindklassement van de Superklasse stond Tolkamp met 51 punten slechts op de vijftiende plaats. Kampioenen René van der Coelen en Mervin Klaassen scoorden maar liefst 104 punten meer.

In ’t koppie
Naar zijn eigen zeggen duurde het niet lang voordat Tolkamp begon te vermoeden dat er iets niet klopte. “Eigenlijk kwam ik er redelijk gauw achter. Ik verwachtte van tevoren zelf dat ik de aanpassing wel zou kunnen maken. Het seizoen begon in Pieterzijl en dat viel op zichzelf niet tegen. Ik verwachtte dat het niet vanzelf zou gaan, maar die wedstrijd verliep nog wel redelijk. Ja, ik draaide een paar pirouettes. Dat was wel een beetje een raadsel: ‘Hoe kan dat nou?’ Ik heb een vierwielaangedreven auto.” Tolkamp ging op zoek naar advies en ontving een verontrustende boodschap. “Ik kreeg te horen dat het nog wel een jaar of drie zou duren voordat ik volledig gewend zou zijn aan het rijden met vierwielaandrijving. ‘Dat zal toch niet?’ dacht ik bij mezelf. Ik kreeg handige tips en probeerde van alles om het onder de knie te krijgen, maar iedere keer als de auto in een drift schoot, wilde ik instinctief tegensturen en dat moet juist niet. Het lag totaal niet aan de auto, hoor. Het zat volledig in ’t koppie, maar na drie wedstrijden besefte ik hoe moeilijk dit zou gaan worden. Ik belandde in de middenmoot en reed veel schade, wat het allemaal niet leuker maakte. We probeerden van alles en er zat wel degelijk verbetering in, maar het was gewoon niet mijn ding.”

Keuze voorgelegd
Hoe kwam Tolkamp überhaupt in de Superklasse terecht? Was het niet verstandiger geweest om in Sprint 1600 te blijven? “Ik rijd al heel wat jaartjes mee en doe altijd goed mijn best. Vijftien jaar lang eindigde ik telkens in de top-vijf. Dan leg je automatisch de lat hoger voor het seizoen erop en uiteindelijk waak je dan heel erg over waar je mee bezig bent. Je moet natuurlijk plezier houden in het spelletje. In principe mag je met een zwaarbevochten zesde plaats echt niet mopperen, maar wij waren met een derde plaats in het eindklassement eigenlijk niet tevreden. De monteurs hebben in de coronatijd best wel veel voor zichzelf kunnen doen en ervaarden zo hoeveel vrije tijd je in de autocross steekt. Het ontbrak aan het begin van het seizoen een beetje aan enthousiasme. Toen viel het me op dat er een auto voor de Superklasse te koop stond. Ik legde vervolgens de keuze aan ze voor: we kunnen een nieuwe sprinter bouwen, de lat heel hoog leggen en onze uiterste best doen om kampioen te worden of we stappen helemaal over en gaan de Superklasse in. Dat leek voor amateurs en voor mij een heel leuke uitdaging.”

Geen lol
Aldus waagden Tolkamp en zijn mannen een sprong in het diepe en dat liep niet zoals gepland. “We begonnen eraan in de veronderstelling dat we er heel veel plezier aan zouden beleven. Aan het eind van het seizoen zei één van de monteurs tegen mij: ‘Edwin, als ik jou de auto uit zie komen, dan heb je er niet veel lol meer aan. Als jij er geen plezier uit haalt, dan vinden wij het ook niet leuk. Van het één kwam het ander en dus trokken we de stekker eruit.” Ondanks het mislukte avontuur gaat Tolkamp niet bij de pakken neerzitten. “We hopen de auto te verkopen,” zegt hij. “Er zijn op het ogenblik een paar gegadigden die er wel mee verder willen. Mocht ik hem kwijt raken, dan bouw ik een tweeliter met tweewielaandrijving en ga ik naar de Sprint 2000.”

Tijden veranderd
Bovendien staat de volgende generatie Tolkamp in de coulissen te wachten. “Mijn oudste zoon wordt volgend jaar 13 en mag dus in een Juniorbuggy rijden. Die bouw ik nu en daar kan ik mijn energie ook een beetje in kwijt. Hopelijk leer ik hem ook nog wat.” Een terugkeer naar Sprint 1600 vormt hoe dan ook geen optie voor de autocrosser uit Aalten. Na vier kampioenschappen is dat hoofdstuk definitief afgesloten. “Als ik daar start, kan ik alleen maar verliezen. Die jongens gaan loeihard. Dat gold voor mij in het verleden ook, want je wordt niet zomaar vier keer kampioen. De tijden zijn echter heel erg veranderd. Als ik nog deelneem, zal ik heel hard mijn best moeten doen om überhaupt de finale te halen, laat staan dat ik nog een podiumplek kan bemachtigen. In de tweeliters denk ik dat dat het makkelijker is om vooraan mee te rijden. Goed te doen voor ons.”

Vader in tranen
Wie weet volgt met een overstap van de Sprintklasse 2000 een vijfde titel voor Tolkamp. Eén ding staat vast: de herinneringen van zijn eerste kampioenschap zullen moeilijk te overtreffen zijn. “Ik denk dat de eerste keer Nederlands kampioen worden mij het meest bijblijft. Het was 2005. Het jaar ervoor stond ik het hele seizoen bovenaan en nu liep in de voorlaatste wedstrijd de motor kapot. Heel zuur. We wilden heel graag bij de eerste drie eindigen, dus ik moest dichtbij Herbert ter Maat en John Lagodny zitten. Ik kwam na de laatste race uit de auto en wist zeker dat het gelukt was. Dat voelde al geweldig… en drie minuten later kreeg ik te horen dat ik het kampioenschap te pakken had. Prachtig natuurlijk, maar ik geloofde er helemaal niets van. Ik bleef rustig, maar toen de wedstrijdleiding het uitrekende bleek het daadwerkelijk één of twee puntjes te schelen. Echt kampioen, dus. Mijn vader was in tranen. Dat vergeet ik de rest van mijn leven niet meer. Alle titels vond ik prachtig, maar deze was het allermooist.”

Tekst: Davey Euwema – Foto’s: Michelle Reints

Wil jij ons magazine ook lezen? Meld je dan aan via “bestellen” op onze website: www.start84.nl