In het Nederlandse racelandschap is de DNRT zo vanzelfsprekend geworden, dat je je haast niet kunt voorstellen dat de autosport ooit zonder heeft bestaan. Er vloeide echter heel wat water door de Rijn voordat de organisatie en haar onschuldige activiteiten geaccepteerd werden. Dat haalde de creativiteit naar boven, die ook op andere vlakken opborrelde, zoals spraakmakende uitstapjes en ludieke prijzen.

Zomeravonden duren lang, maar niet lang genoeg om ver over de honderd coureurs over Circuit Zandvoort te laten sprinten, ook al kunnen zij goed met elkaar door de bocht. “Daarom wilden we in het tweede seizoen wedstrijden overdag gaan organiseren,” vertelt Huub Vermeulen. “Er plofte gelijk een brief van een advocaat namens de KNAF op de mat, met de boodschap dat dit onwenselijk was, want dan zouden we concurrentie vormen voor andere organisaties. Ja zeg, er bestond er maar één.

Nou speelde in Europa net de actuele kwestie van mededingingsrecht voor het bedrijfsleven en het leek me niet dat dat binnen de sport heel anders zou liggen. Daarom informeerde ik bij de Kamer van Koophandel. Daar vonden ze het ook een onlogisch verhaal en verwezen ze me naar de Nederlandse Mededingingsautoriteit, die me mededeelde: ‘Ze mogen wel oppassen, anders krijgen ze een zware waarschuwing.’ Nou had ik een vriendje in de advocatuur. ‘Ik ga jou een brief faxen,’ zei ik hem aan de telefoon. ‘Jij moet die lezen en mij daarna terugbellen, want ik denk dat wij feest gaan vieren.’ Zo gebeurde het. ‘Geweldig!’ riep hij uit. ‘Ze zijn niet alleen in overtreding, maar ook zwaar strafbaar. Zal ik iets terugschrijven?’ ‘Nee, zo gemakkelijk krijgen ze het niet. Jij moet uitzoeken wie de zwaarste persoon van de Benelux is in de rechten en die benaderen of hij even een vermanend briefje wil sturen.”

Mores leren
In een deftig pand in Den Haag deed Huub Vermeulen zijn relaas bij een juridische zwaargewicht die in Brussel werkte. “Na tien minuten luisteren zei hij: ‘Het is me duidelijk, maar waarom kom je bij mij?’ ‘Nou, ik heb mijn hele leven lang al problemen met de bonden waaronder ik val. Ze zitten anders in elkaar dan ik en andere sporters. Nu ben ik organisator en wil ik er eentje een vreselijke dreun uitdelen met een schrijven van de allerbeste advocaat van de EEG. Zo kom ik bij u.’ Hij glimlachte. ‘Ik ben wel één van de beste, maar ook één van de duurste.’ ‘Dan moeten wij daar even over praten. Wij zijn namelijk niet van het geld uitgeven.’ ‘Ik zal het goed met je maken: betaal maar 500 gulden en dan schrijf ik een brief. Veel meer heb je niet nodig.’ ‘Eigenlijk gaat het me niet eens om de tekst, maar om het feit dat uw naam erop staat. Dan kan ik mijn vriendjes mores leren en schrikken ze zich helemaal het lazarus. Daar heb ik graag 500 gulden voor over.’ Zo gezegd, zo gedaan. Niet de advocaat van de KNAF reageerde, maar bestuurslid Wolf Berger, een geboren Duitser die ik goed kende. ‘Huub, dit hadden wij nooit zo mogen doen,’ zei hij. ‘Sorry. Jij kunt vanaf nu op doordeweekse dagen wedstrijden gaan organiseren.’ Oké, dat was dus opgelost.”

Alleen de echte racerij
Er vielen nog meer hordes te nemen voor de DNRT. “De KNAF vroeg naar de licentie van de wedstrijdleider. ‘Die moet hij nog krijgen.’ ‘Wie is dat dan?’ ‘Ik. Eigenlijk niet de bedoeling, maar als ik er meer heb, komen ze allemaal een licentie bij jullie halen. Dat kan toch gratis?’ ‘Hoe zit het met jullie officials?’ Vanuit de wintercursus waren wij gewend om met één man per post racejes te rijden, maar dat moesten er vier worden. Ik zei: ‘Plezierwedstrijdjes houden met meer dan honderd marshals? Dat ga ik niet doen.’ Daarbij kwam dat de OCA er niet aan wilde meewerken, wellicht geïnstrueerd door de NAV of de KNAF. ‘Wij doen alleen de echte racerij,’ kreeg ik te horen. ‘Hoe bedoel je dat die van ons niet echt is?’ vroeg ik. ‘Die telt niet mee.’ ‘Onzin. Als je twee man van start laat gaan, heb je al een wedstrijd, hoe onbelangrijk ook.’ Ze kwamen wel allemaal kijken, die officials. John van Wooning, die op race control zat, begreep wat wij wilden en beloofde te helpen. Binnen de kortste keren hadden we een clubje van een man of twintig. Zelf zorgde ik voor parkeerbeheer en was ik wedstrijdleider. Als safety car pakte ik meestal mijn eigen auto en dan moesten we nog ergens een arts vandaan halen, maar die kende ik wel eentje.”

Eén grote bouwval
Volgens Ria Waterreus won de DNRT al gauw de sympathie van de OCA met het zogeheten Baanpostencafé. “De marshals die op post stonden konden een nummer bellen en opgeven wat voor snacks ze wilden. Die werden dan in het clubhuis gemaakt en langs de baan rondgebracht, als blijk van waardering.” Het typeert wat de DNRT-secretaris betreft de sfeer van de breedtesport. “Iedereen is gelijk: de medisch specialist in het AMC, de autohandelaar, de tuinman. Allemaal praten ze met elkaar, rijk of arm.” Werken met de eigenzinnige Huub Vermeulen wierp soms uitdagingen op, maar: “Als ik voet bij stuk hield omdat er iets moest gebeuren, legde hij zich daarbij neer. Hij voerde in die tijd talloze gesprekken om nieuwe klassen te lanceren en had wilde plannen, zoals een 24-uursrace in Noorwegen op de langste dag van het jaar, als het er niet donker wordt. Na contact met de eigenaar van het circuit bij Mo i Rana reisden we erheen en troffen we één grote bouwval aan. Tentjes met oude bankstellen als baanposten en geen enkele pitbox. We spraken af dat we twee dagen voor de wedstrijd zouden komen opruimen en ik had de fles Andy al klaarstaan. Onze deelnemers zagen het helemaal zitten en we huurden alle hotels in de omgeving af, maar toen puntje bij het paaltje kwam, vonden ze het toch te ver reizen en bleven er negen over. Daarmee hield het op.”

Tompouces doormidden
Min of meer om dezelfde reden hield de DNRT het bij één race-evenement op Spa-Francorchamps. Ria Waterreus: “We hebben het een jaar of tien geprobeerd en naast een aantal Vrijrijdendagen is het een keer gelukt om er een wedstrijdweekend te organiseren, indirect met dank aan Roland De Bruynseraede, die eerder een goed woordje voor ons deed. Er heerst een andere werkmentaliteit dan die wij kennen, we mochten niet doordeweeks racen en er golden vrijwel onhaalbare veiligheidsvoorschriften voor ons, zoals zeven artsen op post en tien ambulances. Bovenal woog het kostenplaatje niet op tegen het plezier dat iedereen eraan beleefde.” In de begintijd van de DNRT was het sappelen en dat zag je terug in de simpele prijsjes. “Een tros bananen, plantjes in een potje, een zak spekjes of gesponsorde notitieblokjes. Later maakte Hans Domburg allerlei creatieve dingen naar ontwerpen van Huub. Op Koninginnedag liet ik bij de bakker oranje tompouces doormidden snijden, anders zou het te duur worden om ze aan iedereen uit te delen.” Ria Waterreus: “Ik had het er maar druk mee, net als met het bijhouden van ieders racerondes op een lapchart, in het pre-computertijdperk. Dan moest iedereen om mij heen ruim een kwartier lang zijn mond houden. Gelukkig waren de auto’s toen minder snel dan nu.”

Paashaas
Ria Waterreus, die voor iedereen een luisterend oor heeft en erom bekend staat dat ze van menig vaste deelnemer de verjaardag en het licentienummer uit haar hoofd weet, vindt dat een verhaal over dertig jaar DNRT niet compleet zou zijn zonder het aanhalen van mensen die (vrijwel) vanaf het eerste uur aan de start stonden. “TC-hoofd Bas Roos bijvoorbeeld, die mij met zijn ICT-achtergrond in het verleden regelmatig bijstond als mijn computer problemen gaf of moest worden geüpdatet. Ruud Olij en zijn vader Huib, die op latere leeftijd zijn licentie behaalde en vaak voorbijkwam in de verhalen van Huub Vermeulen. Ruud Snel, met wie ik gezellig kan babbelen, zonder dat het echt ergens over gaat. Johan Nolte, die tegenwoordig samen met zijn zoon Bart racet en mij altijd voor koffie uitnodigt, wat ik door tijdgebrek keer op keer moet afslaan.” Andersom koestert Ria Waterreus de stille hoop dat Gert Rijper ooit zijn belofte inlost om bij de DNRT terug te keren. Een vaste traditie is er bij Rob Gilhuis. “Hij wil graag de uitslagen op papier hebben en komt altijd kopietjes halen. Verder behoort hij tot de weinige rijders die het bijzonder reglement altijd goed lezen, waarmee hij al eens een fles wijn won. De regel over de paashaas zag hij dit jaar over het hoofd, maar die heb ik hem toch gegeven.” Zo gaan de dingen bij de DNRT, al dertig jaar lang.
Meer informatie: www.dnrt.nl
Tekst: Aart van der Haagen & foto’s: Thomas Bakker
Wil jij ons magazine ook lezen? Meld je dan aan via “bestellen” op onze website: www.start84.nl


