Zelf in een racestoel kruipen hoefde voor Frans Collé niet, maar hij heeft wel een gigantische stempel op de autosport gedrukt, zeker in de periode van de Benelux Racing League. Op Raceway Venray, waar hij tijdens de Pinksterraces herdacht werd, zullen de bekende blauwe reclame-uitingen nog lang herinneren aan de bevlogen Zuid-Limburgse ondernemer, die onlangs op 78-jarige leeftijd overleed. Hij wist het fenomeen relatiemarketing tot kunst te verheffen.

Collé Rental & Sales. Vaste bezoekers van Raceway Venray kunnen de naam dromen en ook in andere hoeken van de autosport laat de firma, actief in verkoop en verhuur van machines, zich gelden. “Die hebben wij altijd gebruikt en dat zullen we ook blijven doen,” belooft Harry Maessen. Hij vertelt hoe hij Frans Collé de racerij binnentrok, op het moment dat de BRL-plannen voor 2004 en daarna definitief vorm begonnen te krijgen. “Ik vroeg hem: ‘Is dat niks voor jou, om zo’n kampioenschap mee op te bouwen?’ Hij hoefde niet lang na te denken en zei: ‘Dat gaan we gewoon doen.’ Typisch Frans. Altijd positief ingesteld en niks was teveel voor hem. Hij stapte als financiële partner in en zocht de juiste mensen bij elkaar om een eigen team te vormen.” De briljante relatiemarketing die Collé bedreef maakte indruk op Maessen. “Eén keer nodigde hij zelfs 1500 gasten uit en moesten we op Circuit Zolder extra tribunes bouwen. Toch was Frans heel rustig en ingetogen en deed hij graag zaken met mensen die ook zo in elkaar zaten. Branieschoppers, daar hield hij niet van. Ik zag hem steeds fanatieker worden ten aanzien van de autosport en hij bleef er tot het laatst toe bij betrokken, ook door rijders in de V8 Oval Series en de Stockcar F1 te sponsoren.”

Echte Limburger
Sandor van Es, die bij Frans Collé in het team racete tussen 2005 en 2010 (waarvan het laatste jaar op Raceway Venray), beschrijft de Sittardse ondernemer als een echte Limburger. “Hij begreep heel goed dat er meer nodig was dan alleen auto’s bestickeren en dat hij relaties moest zien te activeren, die hij met tientallen of honderden tegelijk uitnodigde op de evenementen. Elke ochtend werden verse vlaaien aangevoerd, vervolgens ging het bier vloeien en daarna kwamen de saladebuffetten. Frans wilde het iedereen naar de zin maken en hij wist zijn liefhebberij van de autosport perfect te combineren met bourgondische gezelligheid en een zakelijk aspect. Hij vond het prachtig op de circuits en liep altijd met een heel blij gezicht rond. Als wij een beker scoorden, stond hij ons onder aan het podium op te wachten en dan kon zijn dag niet meer stuk. Ook als het een keer minder goed ging, bleef hij positief en vrolijk en genoot hij evengoed met hart en ziel. Dat las je aan zijn hele houding af. Ik ken hem niet anders dan als een groot liefhebber van de autosport. Zelfs tot bij wijze van spreken een maand voor zijn overlijden maakte hij zich nog druk over het kunnen bezoeken van de Grand Prix op Spa-Francorchamps, ondanks zijn ziekte. Daar ging hij jaar in, jaar uit met relaties naartoe.”

Cupido
Gezelligheid kent geen tijd, zeker bij Frans Collé niet. “Tijdens zijn herdenking aan het begin van de Pinksterraces op Raceway Venray vertelde ik de aanwezigen over de weekendjes op de Nürburgring,” zegt Sandor van Es. “We sliepen met zijn allen in een hotel waar hij ook privé regelmatig kwam. Na het diner, dat al uitliep tot een uur of elf in de avond, mochten Donald en ik absoluut niet naar bed. We moesten en zouden mee naar de bar gaan, want ja, de relaties waren erbij. Het bleef niet bij één afzakkertje, maar wij hadden de volgende ochtend al om negen uur een warm-uptraining in onze auto’s en gaven aan dat we wilden gaan slapen. ‘Geen sprake van,’ zei Frans. Uiteindelijk wandelden we om half twee ’s nachts naar onze kamer; dat racen kwam de volgende dag wel. Het waren ook andere tijden dan nu, met een andere autosportcultuur, die ruimte liet voor gemoedelijkheid. Begrijp me goed, we reden bloedserieus en altijd vooraan, maar gezelligheid hoorde erbij.” Volgens Van Es kroop Collé zelfs in de huid van Cupido. “Hij zei op een dag: ‘Ik heb hier een dame uit Limburg die net in Amsterdam woont en daar de weg nog niet goed kent. Kun je haar de stad laten zien?’ Het meisje in kwestie maakte hij wijs dat een coureur uit zijn team verkikkerd op haar was en dat ze echt een keer iets met hem moest gaan drinken. Lang verhaal kort: alweer zes jaar geleden trouwde ik met Daniëlle.”

Rare muziek
“Een heel fijne, gulle en sociale man,” vindt Donald Molenaar, die halverwege 2004 bij Frans Collé tot het team toetrad. “Hij liet 250 gasten per weekend komen, sprak die allemaal aan en wist van negentig procent de naam. Onvoorstelbaar. Wanneer ik hem vroeg bij welk bedrijf iemand hoorde, kon hij dat zo vertellen en wist hij ook nog wat voor functie diegene bekleedde. Hij nodigde niet alleen directieleden uit, die bij wijze van spreken elk weekend wel ergens een uitstapje hadden, maar juist ook de medewerkers die de machines bestuurden. Slim, want dan zeiden die mannen tegen hun baas: ‘Huur maar bij Collé.’ Iedereen was welkom bij Frans en wij sliepen zelfs weleens bij hem thuis als we op Circuit Zolder moesten racen. Op een dag gaf hij ons een rondleiding in zijn bedrijf. We stapten bij hem in zijn nieuwe BMW 7 Serie, want het terrein was te groot om rond te lopen. Toen ik voorzichtig opmerkte dat er een beetje rare muziek uit de radio klonk, bleek dat Frans geen idee had hoe hij een andere zender moest opzetten. Als hij zat te bellen, werd hij overstemd, omdat hij niet wist hoe de volumeknop werkte. Ik kwam een keer bij hem op kantoor en zag geen enkel beeldscherm, alleen maar een heel grote stapel A3’tjes. Toen ik hem iets vroeg, viste hij er moeiteloos het juiste document uit om antwoord te geven.”

Zat overal bovenop
Het vele malen doorzakken aan de bar herinnert Molenaar zich als de dag van gisteren. “Alleen… moest er wel gepresteerd worden. Na het zesde drankje of zo vroeg Frans: ‘En, hoe denken jullie morgen te gaan winnen?’ Die mentaliteit zag je terug in zijn manier van zakendoen. Hij was niet te beroerd om te barteren of sponsoren, maar zijn bedrijf moest er wel wat aan hebben. ‘Wat voor klanten ga ik daaraan overhouden?’ vroeg hij dan. Frans had een heel pragmatische instelling. Voor de BRL-tijd deed hij iets in het voetbal en daarvoor in de paardensport, geloof ik. Iedere drie jaar vond hij het tijd om te wisselen. ‘Dan heeft iedereen het wel gezien,’ verklaarde hij. Het racen bleef echter, omdat zijn klanten dat zo leuk vonden. ‘Dan plakken we er nog maar een keer drie jaar aan vast,’ besloot hij. Hij vond het zelf ook geweldig en zag er naast de gezelligheid het nut van in. Om het spelletje zelf maakte hij zich geen zorgen: ‘Dat is jullie ding; regel het maar.’ Ik liep een keer mijn kampioenschap mis door een kapot differentieel, waarvoor ik voor de wedstrijd al gewaarschuwd had. ‘Dat moet niet meer kunnen gebeuren,’ reageerde ik. ‘Oké, als jullie het zeggen, doen we het zo,’ zei Frans. Zelf hield hij zich liever bezig met het vermaken van zijn klanten. Een echte marketingman, die keihard werkte tijdens de raceweekenden en overal bovenop zat. Later appte hij me nog weleens: ‘Zit je op het circuit? Kun je even een foto maken van mijn spandoeken en die doorsturen?’ Overal hingen die. Een man met het autosporthart op de juiste plek.”
De redactie en Raceway Venray wensen alle nabestaanden van Frans Collé, heel veel sterkte bij het dragen van dit verlies.
Meer informatie: www.racewayvenray.com
Tekst: Aart van der Haagen
Wil jij ons magazine ook lezen? Meld je dan aan via “bestellen” op onze website: www.start84.nl
