Binnen de DNRT hebben we flink ons best gedaan met het maken van nieuwe auto’s en klassen. Dat was niet altijd makkelijk… eigenlijk nooit. Het vergde telkens een grote inspanning en bleek er te weinig interesse, dan had je alles voor niks gedaan. Dat was circa in de helft van de gevallen zo en het leverde ongezouten kritiek op. ‘Dat had ik je gelijk kunnen vertellen.’ ‘Had dat dan maar gedaan.’ Steeds echter bleek weer dat die mensen alleen achteraf wisten dat ze het wisten. Bij het opzetten van klassen vormde de doelstelling steeds dat het rijden heel lekker moest zijn, tegen betaalbare kosten. Dat laatste is een ruim begrip. Ik bedoel relatief betaalbaar, want racen valt nu eenmaal duurder uit dan hardlopen of korfballen.

Zelf heb ik best ervaring als het om racen met verschillende auto’s gaat. De lekkerste zijn zonder twijfel formulewagens, groot of klein. Als eerste in Nederland kocht ik ooit een Formule Ford 1600. Ik mocht een ronde proefrijden en stelde vast: ‘Dit is het.’ Daarna volgden kleinere stapjes. Formule 2000, Formule Super Vee en Formule 3. Allemaal formidabele rijijzers. De eerste had een Ford Kent-motor van 1600 cc met 116 pk, op een totaalgewicht van 400 kilogram. Je reed er tijden mee die voor een GT3 goed waren. Ik vond het de lekkerste auto van die tijd en hij bood alles wat je echt nodig had, meer niet. Wat er niet op zat, kostte niks, woog niks en ging niet kapot. Een beetje duurder was de Formule Ford 2000. Meer vermogen en een vleugel. Vooral optisch lekker, maar dat is ook lekker. Lekker mooi. Daarboven zaten klassen die al snel onbetaalbaar waren.
Bijna net zo fijn vond ik de sportscars, met de Sports 2000 als de meest bereikbare. Ze wogen wel minstens honderd kilo meer. Verder de Saker, waarvan we 107 stuks bouwden, met vereende krachten. Machtige karren, gemaakt om heel lang mee te gaan. Je ziet er echter nooit meer één, ook niet te koop. Staan ze in garages? Als volgende in lekkerheid hebben we de silhouetauto’s, die niet heel veel meer wegen. We maakte de Volvo 544, maar net in de verkeerde tijd. Een prachtig model van vroeger, dus dat kon niet verder oud worden. Hij was retro en ik vond hem echt mooi, maar de crisis verstoorde het project. De andere silhouet heette DNRT V8. Boven in de markt geplaatst, met een zesliter V8 en een NASCAR-body, maar iets Bentley-achtigs zou ook hebben gekund. We verkochten er tien en hielden er eentje zelf. Als voorbeeld voor later, misschien. Dan pas komen we bij de toerwagens. Nog steeds heel lekker, anders zouden we het niet doen. De vorige vier groten staan echter hoger op de lijst, al wil meer dan negentig procent juist een toerwagen. Met de Dacia Logan van 100 pk en 1000 kg ging het al best heel prima en dat gold ook voor de E30, de 325ti en de SEAT Ibiza TDI. De BMW 318ti was misschien wel de beste toerwagen van allemaal. Daar bovenuit steekt mijn 3.0 CSL van vroeger, uit het NK. De mooiste en hevigste van allemaal.
Het grote verschil blijft dat je een auto hebt om mee te racen. Daarna valt het onderscheid wel mee en en hoe meer je ervaren raakt, hoe meer dat in de marge zit. Bijna iedereen wil in die lekkere toerwagen rijden, terwijl er nog veel fijnere auto’s zijn. Hebben jullie daar nou bewust voor gekozen of komt het door het groepsgevoel? Het maakt niet uit. Er moeten steeds weer nieuwe klassen gemaakt of verzonnen worden die aan de eisen voldoen, namelijk lekker om te rijden en betaalbaar. Denk daar eens over na. Geef input, zodat wij met de DNRT een richting op kunnen. Als we daar rekening mee houden, vergroot dat de kans op succes en maximaal lekker racen.
Meer informatie: www.dnrt.nl
Wil jij ons magazine ook lezen? Meld je dan aan via “bestellen” op onze website: www.start84.nl
